.

Selasa, 28 Februari 2012

BANGKO (BANGKA) MENURUT CATATAN KOLONIAL



BANGKA. Landschap aan de monding van de Rokan-rivier, behoorende tot de afdeeling Bengkalis van de resie Oostkust van Sumatra, en onderhoorigheid van Siak; het heeft een bevolking van ± 1000 zielen, die zich met rijstbouw, vischvangst en inzameling van boschproducten bezighoudt. Kampongs vindt men er niet; alleen hielen daar eenige huizen, daar de bevolking zich in de ladangs ophoudt of wel een zwervend leven leidt. De grens ven Bangka met het gebied van den panghoeloe van Domei is de Soengei Seneboei; de waterscheiding der Bangka en Koeboe rivier naar Tandjong Pekaitan aan de overzijde die met Koeboe i als grens met  Tanah Poetih wordt aan den linkeroever Oedjong Mera en aan den rechteroever Tandjong Bakong opgegeven. De bovengenoemde Bangka-rivicr , die in  Laoet Lampangga, een groot moeras, zou ontspringen, stort zich in de Rokan uit. 

 

Dilihat dalam Ensiklopedi Hindia Belanda Tahun 1896, hal.100

ONDERAFDEELINGBANK "BAGAN MADJOE" TE BAGAN API-API



DE VISSCHERIJ BANK  “BAGAN MADJOE”   EN DE VISSCHERIJ-INDUSTRIE TE BAGAN SI API-API
Door O.P.Besseling


Bij gouvernements besluit  van 21 october 1916  werd aan de vereeniging  onderafdeelingsbank Bagan-Madjoe  te Bagansiapiapi een maandelijksche tegemoetkoming van  f 200 in de kosten van beheer der bank toegekend,  onder voorwaarde dat dit bedrag geleidelijk zal worden verminderd naar gelang genoemde  vereeniging,  ter beoordeeling  van de adviseur  voor het volks crediet wezen,   redelijkerwijze geacht kan worden de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk te kunnen ontberen.    Voorts werd in dit besluit vermeld dat door centrale Ka seen voorschot aan de vereeniging,  groot F 100000,  zal worden verstrekt en ten slotte verklaart de Regeering dat zij zich aansprakelijk stelt voor de stipte betaling door de genoemde bank van hare schulden aan de Centrale Kas tot het genoemde bedrag.

Het is bekend dat de invoer van visch,  afkomstig van Bagan,  op Java en Madoera zeer belangrijk is.  Een regeeringsmaatregel als boven aan gegevene,  strekkende om de visscherij-industrie te Bagansiapiapi tot meerderen bloei te brengen, is dus zeker waard in dit tijdschrift te worden besproken en toegelicht.

Vooraf moge worden opgemerkt dat het verleenen van dezen regeeringssteun niet een op zich zelf staande maatregel is,   doch geheel past in het striven van het gouvernement hier te lande om,  naast het geven  van voorlichting op ‘t  gebied van techniek der visscherij,  door t verschaffen van goed koop crediet in den economischen  toetstand der visschers en vischhandelaren verbetering te brengen.  De eerste  visscherij bank  werd opgericht te Tegal door bemoeienis van den toenmaligen controleur bij het Binnenlandsch bestuur aldaar,  den heer de Rijck van den Gracht.  Zij verkeert in bloeienden toestand.  In 1915 werd deze controleur ter beschikking gesteld van den chef van de afdeeling visscherij van het Departement Van Landbouw,  Nijverheid en Handel om aan te geven op welke wijze de talrijke visschers bevolking,  wonende op de noord kust van Java en Madoera,   het best kan worden geholpen door goedkoop crediet ,  zoodat de oprichting van meerdere  visscherij banken mag worden verwacht.
Thans is het wederom een ambtenaar van het Binnenlandsch Bestuur,  de heer Haga ,  Controleur te Bagansiapiapi,  die het initiatief nam tot  de oprichting van eene volks crediet bank aldaar.   Deze bank zal in hoofdzaak de belangen van de visscherij behartigen,  doch zij zal ook credieten verstrekken voor den tuin –en klein landbouw.   Langs den in aanleg zijn den weg van Bagansiapiapi naar LaboehanTangga bestaat ruimschoots  gelegenheid tot concessieverleening  aan groenteboren en kleine landbouwers.   Pogingen om de belang hebbenden  te Bagan  te bewegen  zelf een  kapitaal bijeen  te brengen,   dat als warborg kan dienen  voor verdere  ter verstrekking  van het werk kapital  aan te gane  geldleeningen ,  mislukten,  vermoedelijk deels door gebrek aan kapitaal,  deels door gebrek aan kapitaal ,  deels door gebrek aan vertrouwen  van de a.s. deelnemers in de op te richten bank,  zoodat besloten  werd gouvernementshulp is te reopen.  Deze volks bank  zal een bijzonder  cachet dragen omdat  ze zich  zal richten tot een in hoofdzaak Chineesch publiek.  Bekend is het, dat de afdeelings-en gewestelijke banken zich tot nu  toe bijna  uitsluitend  tot het inlandsch publiek hebben gewend.   Ongetwijfeld verkeert dus in  dat opzicht de Bagansche  bank in voordeliger conditie’s ,  daar zij een categorie menschen  te hulp zal komen  die reeds bewezen  heeft tot welk een graad van ontwikkeling zij het visscherij  bedrijf weet te brengen  en die meer draang tot vooruitgang toont dan voorloopig met de Inlandsche bevolking  nog het geval is.    Maar overigens zullen aan haar bedrijf  niet te miskennen gevaren zijn verbonden,    welke door het bestuur der Centrale Kas dreigend  genoeg warden geacht om zonder geldelijke  garantie  der Regeering  der Bagansche  bank niet  het door  haar gevraagde werk kapitaal  van F 100000 te verstrekken.  Er zijn  n.l. tal van factoren  die op de finantieele resultaten van het beddrijf  der visch handelaren,  vooral  in de laatste  jaren,  een ongustigen invloed uitoefenen.  Om dit duidelijk te doen  uitkomen  volge hier een korte schets van den omvang en den toestand van het bedrijf.  Grootendeels  ontleend aan mondelinge en  schriftelijke mededeelingen van ambtenaren die Bagan hebben bezocht en studie hebben gemaakt van de daar
 Heerschende toestanden.

De zee vischerij in dezen  archipel is ongetwijfeld een zeer belangrijk  bestaansmidddel  der bevolking.  Ook uit een oogpunt van volks voiding kan haar beteekenis voor het heden en vooral voor de toekomst moelijk worden onderschat.   De welvaart commisie schatte het aantal vaartuigen,  op Java en Madoera gebruikt voor de vischvangst,  op 24700.   Voor het aantal opvarenden daarvan geeft zij aan + 70000,   het totaal getal zee visschers op genoemde eilanden zou ruim  112000 bedragen.   Doc hook op de Buiten bezittingen beofend.

Zooals bij vele taken van volks bestaan grijpt ook bij de visscherij de fiscale politiek van het gouvernement diep in de verhoudingen in.   “Met ingenomenheid”  werd dan ook door de leden de Tweede Kamer de mededeeling van den toenmaligen Minister van Kolonien,  Idenburg,  ontvangen, dat het striven der regeering zouzijn ,  de visscherij aan te moedigen door het verstrekken van goedkoop zout,  en aldus de bevolking aan een goed en goedkoop volksvoedel te helpen.

Het is reeds een achttal jaren geleden dat deze verklaring werd afgelegd.  Sedert zijn het regie-gebied een aantal gouvernementeele vischinzoutings-etabissementen  opgericht,  naar ik meen than seen  30 tal,  die in 1913 in totaal 578 ton,  zegge 578000 kg. goedkoop zout aan inzouters hebben verstrekt.  Doch ofschoon de hoeveelheid verstrekt zout (1) jaarlijks stijgt,  zoo doet men wel,  op  de hulp in het regie-gebied verleend,  niet al te veel  verwachtingen te bouwen.   Het inzoutings bedrijf geschiedt in dat gebied  binnen de muren van  een gouvernementsetablisement (2)  en dat wel om de belangen van het zout monopolie  te behartigen.  Daardoor  profiteeren allen de ter plaatse gevestigde handelaren  van dezen maatregel.  Voor de verderaf wonenden zijn de transport kosten  van de visch te hoog.

 .......................... dipublikasikan tahun 1916